2 dromen komen uit!

Whoop whoop

Twee dromen die in één klap uitkomen!

1. Ooit een grote schrijfwedstrijd winnen
2. Een artikel schrijven voor Happinez magazine

De nieuwe Happinez ligt nu in de winkel – editie oktober/november 2013. En daar sta ik met mijn winnende column in het Jubileumnummer van dit geweldige blad!

De reactie van het jurypanel – schrijfster Susan Smit, publiciste Lisette Thooft en hoofdredacteur Marije de Jong:

“… We vinden dat ze mooi omschrijft hoe ze haar eerste schreden zet op het pad van iets doen voor anderen. Het verhaal beschrijft twee verschillende acties: een inzameling die veel werk – en meteen ook twijfels – met zich meeneemt. Daarnaast een spontane daad op straat. Die tegenstelling is mooi. Hoe een klein, vriendelijk gebaar een groots effect kan hebben; dat is een inzicht dat we kunnen meenemen. Leuke uitsmijter ook!”

Nog een andere reactie – Majanne Wigbers:

“Ik dacht, ik ga niet die hele Happinez kopen, ik lees het artikel wel even in de winkel. Stond ik daar bij de laatste alinea even mijn tranen weg te slikken…”

En nog een – Anne Tjebbes Hamilton:

“Ik heb het gekocht. Ik heb het gelezen. Ik heb er bijna om moeten huilen. Die meneer had gelijk, je bent een engel. Dat meen ik.”

Oke, nog ééntje dan – Marion van Nimwegen:

“Heel erg mooi verhaal Esmir. Ook heerlijk vlot en goed geschreven!”

Hier het artikel waar het om gaat:

Klein gebaar, groot geluk

Met een klein gebaar iets groots betekenen voor een onbekende. Het is eigenlijk heel eenvoudig en toch doe ik het weinig. Ik koop geen daklozenkrant, doe niet aan vrijwilligerswerk en sinds mijn vierde heb ik nooit meer iets in het bakje van een straatmuzikant gedaan. Ik sta er niet bij stil, niet écht. Tot voor kort.

Via Facebook trekt een oproep mijn aandacht: kleding inzamelen voor Syrische vluchtelingen. In een opwelling besluit ik het bericht te delen. Vooral voor de vele  minderjarige slachtoffers is hulp hard nodig. En omdat ik zelf geen kleine kinderen heb, informeer ik bij vriendinnen of zij eens door de kledingkast van hun kroost willen spitten. Naast complimenten komen er ook rompertjes, truitjes, jassen, mutsjes en schoeisel binnen. Het zorgt zelfs voor een kleine reünie met een vriendin van de middelbare school die ik al zeker twaalf jaar niet had gezien. De kledingdonatie wordt gecombineerd met een kop koffie.

Met vijf uitpuilende vuilniszakken vertrek ik richting Amsterdam. Na drie kwartier rondjes rijden en hopeloos tegen het verkeer in gaan vanwege een verhuiswagen die de doorgang verspert, parkeer ik de auto in de buurt van het inzamelpunt. Weliswaar op een ‘laden en lossen’ plek, maar inmiddels vind ik dat ik daar recht op heb met mijn goede-doelen-bagage.

Bij aankomst is de grote inzamelactie meteen zichtbaar. Een vijf meter hoge berg en drie volle laadkarren. Ineens voelen mijn zakjes een beetje lullig. Waarom heb ik niet meer kleding opgehaald? Wat voor moeite zou dat zijn geweest?

Precies op dat moment loopt er een vrouw voorbij. Ze kijkt me veelbetekenend aan. Ik herken goedkeuring, blijdschap en oprechte dankbaarheid in haar ogen. In die paar seconden dat zij passeert, dringt het ineens tot me door wat mijn actie eigenlijk betekent: nieuwe hoop voor mensen die dat misschien wel op brute wijze zijn kwijtgeraakt. Elk kledingstuk helpt daarbij. Dit inzicht treft me als bliksem. En kijkend naar de opgestapelde vuilniszakken volgestopt met liefdadigheid en mededogen, ben ik de vrouw die me zojuist met al haar liefde aankeek innig dankbaar.

Als ik terugloop naar de auto – hopelijk zonder bon onder de voorruit – komt als vanzelf de vraag bij me op: Wat kan ik voor een ander betekenen? Soms is het maar iets heel kleins dat net het verschil maakt. In gedachten verzonken, passeer ik een man met wandelstok. Een stadsbus haalt ons in.

“Als ik het nog kon, was ik nu gaan rennen”, hoor ik achter me.

Het duurt een fractie van een seconde voordat zijn woorden bij me ‘binnenkomen’. Dan zet ik het impulsief op een lopen en roep over mijn schouder: “Maar ik dus wél!”

De oude man slaakt een kreet en roept: “Meid dat hoeft je toch helemaal niet te doen…?!”

Roepend en zwaaiend gebaar ik naar de bus die een kleine honderd meter verderop stopt. Snakkend naar adem vertel ik de chauffeur dat er heel graag een man met wandelstok mee wil. De buschauffeur knipoogt goedkeurend. Met een vluchtige blik op de passagiers weet ik dat ook zij het niet erg vinden om heel eventjes te wachten. Ze zijn deelgenoot geworden van de situatie. Nieuwsgierig kijken ze uit het raam naar hun nieuwe reisgenoot die voorbij schuifelt en voorzichtig instapt. Voordat de deuren sluiten, wendt de oude man zich tot mij: “U bent wer-ke-lijk een engel, mevrouw!” Zijn stem breekt een ogenblik. Ik glimlach en zwaai de bus de straat uit. Ik ben geen engel, denk ik nahijgend. Ik ben alleen iemand die iets voor een ander heeft gedaan; en dat voelt als de hemel. Zowel voor de man met wandelstok als voor mij.

PS: geen parkeerbon.

Geef als eerste een reactie